“Als wij thuis zitten, geven we andere mensen de ruimte om wel naar de locatie te gaan.”
Natuurlijk, als het kon ging Gea het liefste gewoon vier dagen in de week naar de fabriek. Ze heeft graag ‘echt’ contact met haar collega’s. Samen sparren en de mogelijkheid de fabrieksvloer op te gaan om te zien wat daar allemaal gebeurt, dat mist ze wel echt. “Voorheen was ik eigenlijk altijd op locatie en werkte ik face-to-face met mijn collega’s. Toen de COVID-situatie slechter werd in september hebben we toch gelijk gezegd ‘we gaan weer naar huis.’ Als wij thuis ons werk kunnen doen, vind ik dat dat gewoon moet.”
Hoewel Gea naar eigen zeggen nooit een huismoeder is geweest en zodra het kan weer op locatie hoopt te werken, klaagt ze niet: “Ik zie mijn kinderen meer dan ooit. Thuis heb ik met mijn man en twee zoons de eerste maanden van de pandemie een vast ritme opgebouwd. De ene zoon naast mij, de andere naast mijn man. Hard werken en om 10 uur het Jeugdjournaal en even door de tuin racen. Dat ging eigenlijk heel goed.” Het digitaal werken vanuit huis gaat haar ook prima af. Bovendien denkt ze aan de mensen die de keuze niet hebben, zoals haar collega’s op de vloer, maar ook zorgpersoneel: “In de zomer moest ik een operatie ondergaan. Mijn verblijf in het ziekenhuis, omringd door geweldig zorgpersoneel, heeft mij doen inzien dat er ook mensen zijn die niet de keuze hebben of ze thuis of op locatie werken. Zij zijn er gewoon. Ik vind dat ontzettend knap.”